Kunstpakket 17

Hugo Duchateau (°1938) onderzoekt de essentie van de schilderkunst. Hij tekent het schilderen zelf. Eén van de grootste uitdagingen als kunstenaar doorheen de kunstgeschiedenis is hoe je een driedimensionale werkelijkheid geloofwaardig op een tweedimensionale drager (zoals een canvas, een paneel, een muur) voorstelt. Het is de geduchte confrontatie tussen de diepte-illusie en het blad papier. Het bijzondere dat Duchateau ons hier laat zien, is het feit dat hij een tweedimensionaal onderwerp kiest om weer te geven, namelijk een verfstreep. Hij stelt deze echter voor op een driedimensionale wijze, tot schaduwwerking eraan toe. (1983)

Volgens Ado Hamelryck (°1941) is zwart de oorsprong van elke creatieve handeling. En wie anders dan Hamelryck durft zich in de armen van het zwart te werpen? Zijn keuze om Oost-Indische inkt te gebruiken op vloeipapier getuigt van onderzoek naar de weerbaarheid van materiaal zoals vloeipapier. Het broze absorptievermogen wordt getest in het afleveren van dieptezicht. (2010)

Piet Stockmans (°1940) wil werken met materiaal dat bestand is tegen erosie en de tand des tijds. Het voelen van de aarde en de klei tussen zijn handen brengt rust. En toch is het materiaal zelf niet de essentie, het komt erop aan wát je ermee doet. De technische eisen, eigen aan een materiaal als porselein, beschouwt hij niet als belemmeringen maar vormen net een bron van inspiratie. Zo brengt hij aan de binnenzijde van zijn objecten glazuur aan, maar laat de buitenkant ruw en onafgewerkt. Zo kan je de huid van het porselein beter voelen. Onvolmaaktheden zorgen voor speelse details in de vormgeving.

In welke mate verdraagt materie manipulatie en verminking? De weerbaarheid van het materiaal wordt getest: een “Via Dolorosa.” Of is het aan de kunstenaar om grondstof net te beschermen en te vrijwaren van extra kunstgrepen?

Duchateau zet de schilderkunst letterlijk onder een glazen stolp, als een roos die goed bewaakt moeten worden (ca. 1995).